We missen Cees, meer dan we in woorden kunnen uitdrukken. We moeten door, maar dat is moeilijk. We staan op en gaan door, voor Cees.
Lieve Cees,
Het was 17 jaar geleden, toen ik jou leerde kennen. Jouw zoon Bert was een jonge en talentvolle voetballer, die bij mij extra trainde. Later kwam ook dochter Aafke. Beiden met de droom om prof te worden. Wat ik toen nog niet herkende, maar inmiddels wel: zij hadden onmiskenbaar het Den Ridder-DNA. Hard werken en niet zeuren. Het moesten vooral geen nieuwe Ronaldo’s of Robbens worden. ‘Daar win je de oorlog niet mee.’ Een no-nonsense-aanpak die me aansprak.
Wij kwamen elkaar later nog eens tegen op een parkeerplaats, Cees. Jij vertelde me dat je iets met jongeren was begonnen in Kruisland. ‘Iets voor jou, maat.’ Ik liep een dagje mee. Ik leerde jou kennen zoals je bent: je sprak zonder filter en daardoor deden de talenten dat ook. Eerlijk, oprecht en soms keihard. Ik voelde me direct thuis. De klik tussen ons ging nooit verloren. Ik was altijd welkom bij jou thuis, waar we dan urenlang zaten te kletsen. Sis die een geniale opmerking kon maken. We hebben hard gelachen.
Ik leerde zoveel dankzij jou. Je gooide me in het diepe bij die talenten. In het begin liep niet alles vlekkeloos. Je belde me na een paar maanden op en vroeg of ik thuis kon blijven. We konden de rekeningen niet betalen. Mijn antwoord: ‘Als we kapot gaan, dan doen we dat samen, maat.’ Je schatte mij op waarde en gaf mij al je vertrouwen. Dat was voor mij onbetaalbaar.
We ontwikkelden ons in die tijd als een team dat stond voor de kwetsbaren in de samenleving. Het draaide om de mensen, die wij onbevooroordeeld benaderden. Iedereen verdient namelijk een kans. De emotie en passie die bij jou loskwam in dit werk, inspireerde ons. Zoals je voor de talenten stond, zo stond je voor jouw familie en personeel. ‘Jullie zijn mijn mannen.’
Gerard sloot zich bij ons aan. Het bleek een gouden match. Samen richtten we Stichting OpenDoor op. We vormden een kleurrijk team. Jij had een hekel aan de bestaande reguliere systemen. Yvonne stond naast je, om je op tijd terug te fluiten als je echt te ver ging in je dwarse aanpak. Dan keek je naar mij en vroeg je: ‘Mo, wat vinde daar nou van?’ Ik antwoordde altijd dat je maar beter naar Yvonneke kon luisterne.
Twee mannen uit twee verschillende werelden. Toch herkenden we veel in elkaar. Ik zei regelmatig dat jij niet uit de Kalsdonk kwam, maar uit Tetouan. Jij vond dat prachtig. Ik denk dat jij jezelf in de Marokkaanse cultuur herkende. Bevlogen, emotioneel, familiair en zo loyaal. Jij was zo loyaal. Aafke zei weleens tegen me: ‘Jij begint steeds meer op ons pa te lijken.’ Ik wist dat ik moest uitkijken, maar was stiekem ook zo trots op die opmerking.
Jij was veel en veel meer dan een collega. Je was een vriend, een mentor. Je stond altijd klaar om me te adviseren met je ongezouten mening. Soms deed ik daar iets mee, soms lachte ik erom. Als ik een slechte dag had, omdat mensen iets vonden van de stichting, voetbal of een maatschappelijk onderwerp dat me aan het hart ging, riep jij altijd: ‘Mo, laat ze lullen. Wij sporen nie, maar zij al helemaal niet.’
We mogen trots zijn op wat we samen hebben opgebouwd. We zijn zoveel mooie mensen tegengekomen. Mensen die onze visie omarmen en uit hebben gezet. Jij maakte van Stichting OpenDoor een familie en gaf ons een toekomst. Daar zijn wij jou eeuwig dankbaar voor. Jij hebt echt laten zien dat het anders kan in de zorg.
De laatste 5 jaar ging het op en af met jouw gezondheid. Je nam meer tijd voor jouw gezin en kleinkinderen. We hadden om ons heen mensen verzameld die onze visie beschermden. Mensen van het eerste uur, Vanessa, Aimen, Bob, Achraf, Anne, Nicole, Samira, Tom en je eigen kinderen Bert en Aafke. Zij vingen de nieuwe mensen op en dompelden ze onder in het OpenDoor-virus. En dat blijven ze doen.
We zullen nooit vergeten waar we vandaan komen en dragen jouw visie voor altijd met ons mee. We gaan je missen, maat.